Het is nieuw voor de AFM. Tot nu toe zagen ze iets misgaan in de financiële productenmarkt en ging men tot actie over. Nu dreigt er – wellicht – een gevaar dat pas over 10 tot 15 jaar speelt. “Er is dus nog tijd om er iets aan te doen”, zegt waarnemend voorzitter Hanzo van Beusekom van de AFM opgewekt.
De AFM heeft in kaart gebracht waar het gevaar zit. De aflossingsvrije hypotheek wordt nu nog maar mondjesmaat afgesloten, maar heeft wel een ferme plek veroverd in het financiële leven van heel veel huiseigenaren. Koen Elschot is bij de AFM verantwoordelijk voor dit dossier en zegt: “Ongeveer 2,7 miljoen Nederlandse huishoudens hebben een volledig of deels aflossingsvrije hypotheek. Bij elkaar opgeteld is dat een schuld van circa 310 miljard euro.”
Hij werkt het nader uit: “Van alle mensen in Nederland met een hypotheek heeft 35 procent een volledig aflossingsvrije hypotheek en 41 procent een gedeeltelijk aflosvrije hypotheek. Slechts 24 procent heeft geen aflossingsvrije variant.”
Over de risico’s van het aflossingsvrije product, zegt hij: “Rond het jaar 2035 lopen veel bestaande aflossingsvrije hypotheken af. De meest huishoudens moeten dan herfinancieren met een vaak lager pensioeninkomen.”
Op dit moment heeft slechts 1,9 procent van de aflossingsvrije leners een LTV van meer dan 100 procent en 4,5 procent een LTV tussen de 80 en 100 procent. Maar, zo zegt Elschot, als de huizenprijzen dalen met gemiddeld 2 procent per jaar, dan groeit die groep met een hogere LTV dan 100 procent snel naar 12,8 procent. En de groep met een LTV van 80 tot 100 procent zelfs naar 10,7 procent. Dan komt bijna een kwart van de aflossingsvrije hypotheekhouders in de problemen.
De AFM ziet het vooral als een leerproject dat gericht is op informeren. Adviseren wat te doen is niet de bedoeling. Wat is er gebeurd? In een proef werden 34.000 klanten van de grootbanken met ‘een zeer hoog risicoprofiel’ benaderd. Dat zijn mensen die een aflossingsvrije hypotheek hebben met een waarde die gelijk of hoger is dan de huidige waarde van hun huis. Bij 12.000 van hen is een betaalbaarheidstoets uitgevoerd. 54 procent kwam daarbij in de rode zone. Zij zouden hun hypotheek aan het einde van de looptijd niet volledig kunnen herfinancieren en dus gevaar lopen. Elschot: “Veel van deze klanten hebben overigens nog wel tijd en financiële ruimte om er iets aan te doen. Of ze krijgen van hun banken een herstelplan aangeboden.”
De AFM leert van dit proefproject. Er is voortdurend contact met de banken. Hoe communiceren zij met deze groep klanten? Wat werkt wel en wat niet? Hoe moet je ze aanspreken? Zo werd er in het begin gebeld met anonieme nummers en dat werkte averechts. Wat zijn precies de ingrediënten van een goede betaalbaarheidstoets? De AFM kijkt voortdurend mee over de schouder van de banken en brengt in kaart wat de aanpak wordt voor de hele markt.
Inmiddels zijn er al zo’n 100.000 betaalbaarheidstoetsen door de banken uitgevoerd. De rest volgt de komende maanden, dan moeten de verzekeraars en andere hypotheekaanbieders ook mee in dit traject. AFM-voorzitter Van Beusekom: “ De banken hebben dit echt goed opgepakt en werken goed mee. Dat mag ook wel eens gezegd worden.”
Voor de handliggende vraag aan de AFM: werkt het niet beter als de hypotheekverstrekker of de betrokken intermediair ook een advies geeft aan de klant? En wie betaalt dat advies dan? Elschot: “Het gaat er op dit moment om dat de hypotheekverstrekkers hun klanten met een potentieel probleem benaderen en in kaart brengen hoe groot het probleem echt voor hen is. We willen dat de banken oplossingsgericht te werk gaan. Ze hoeven geen aanbevelingen te doen. Al merken we ook dat sommige klanten echt van A tot Z aan de hand genomen moeten worden. Maar het is echt aan de klant om stappen te ondernemen en we zullen samen met de hypotheekverstrekkers zo veel mogelijk doen om ze in beweging te krijgen. Dat is lastig en moeilijk, maar het moet wel gebeuren.”
En dan zegt een andere functionaris van de AFM: “Er is ook nog zoiets als doorlopende zorgplicht. En dit valt daar onder. We blijven volgen of hypotheekverstrekkers op dat vlak voldoende doen om de klant te helpen.”
Elschot: “De AFM vindt dat de aanbieders verantwoordelijk zijn in dit traject. In samenwerking met het intermediair. Maar als het intermediair het voor zijn rekening neemt om de klanten te informeren en te helpen, dan blijft de aanbieder toch verantwoordelijk. De aanbieder moet monitoren of het intermediair het goed doet.”
Kortom: wordt vervolgd.
Bron: AMWeb